05 Onze natuur is bodembewust

Maar wat is dan die natuur, waar hebben we het eigenlijk over? Gaat het om de wilde natuur, of om de bedreigde natuur? Wij vatten het begrip stadsnatuur zo breed mogelijk op: alles wat groeit en leeft in de stad. Maar stadsnatuur is nog veel meer dan planten en dieren alleen. Het gaat ons om alle natuur, zowel levend als niet-levend. Voldoende water, een gezonde bodem en een schone lucht. De niet-levende natuur maakt de aanwezigheid van het leven in de stad mogelijk. Bovendien is de niet-levende natuur heerlijk om te ervaren: schone lucht om te ademen, de wind in de haren, de schaduw van een mooie boom.

Ook de bodem hoort daarbij. Juist ja, de bodem waar we op lopen. De grond waarop de straten liggen en we waar onze huizen op bouwen. Ook dat is natuur! Een gezonde, vruchtbare bodem is rijk aan bacteriën, schimmels, insecten, duizendpoten, spinnen, regenwormen en mollen. Zo’n bodem geeft leven aan planten en bomen en is de basis voor de voedselpyramide van de stadsnatuur. Planten, insecten en dieren: de stadsnatuur doet het pas echt goed als de bodem gezond is. Daarom zien we graag meer wormenhotels in de stad en zijn we blij met de nationale compostdag.

Maar met de bodemnatuur is het in de stad niet al te best gesteld. De bodem van de meeste steden is, vooral in laag-Nederland, bedekt met een metersdikke laag zand uit zee. Dit wordt gedaan om de slappe polderbodems op te hogen en te verstevigen. Maar het zeezand is helemaal geen goede voedingsbodem voor stadsnatuur. En het eindeloze ophogen van woonwijken met zand is überhaupt geen oplossing: de zandvoorraad in de Noordzee is niet oneindig, het werkt de bodemdaling in de hand in plaats van het tegen te gaan, en het is alles bij elkaar schreeuwend duur.

Om die redenen willen we wijken op een andere manier gaan bouwen. Het gaat ons erom dat we kritisch kijken naar onze strategie van het bouwrijp maken van lage en natte terreinen. Een grote uitdaging, want het vraagt om veel verandering en vernieuwing. Door op andere plekken te bouwen, niet in de diepste en natste polders, zijn we al veel duurzamer en slimmer bezig. En als we op die lage plekken wel gaan bouwen, doen we dat door slim op te hogen en lichter te bouwen. Ook brengen we dan zo min mogelijk vreemd materiaal naar het bouwterrein. Minder zand, minder bodemdaling, meer gezonde bodem, meer stadsnatuur.

Meer bodem slaat trouwens ook op de daken. Inmiddels voor de meesten gemeengoed, maar niet onbelangrijk om te zeggen: geen dak laten we nog leeg. Ieder dak is voor ons een stukje stadsnatuur en draagt bij aan ons geluksgevoel in de stad. Daarom komt er op ieder dak een bodem: hoe dikker hoe beter. Wij zien groene daken daarbij als opgetilde stukjes van de natuurlijke bodem op het straatniveau. Daarom sluiten ook de inrichting en beplanting van die dakbodems aan op de eigenschappen van de natuurlijke ondergrond.