03 Er bestaat geen kijkgroen

Er is veel verandert de afgelopen jaren. Er was een tijd, nog niet eens zo heel lang geleden, dat groen in de openbare ruimte bestempeld werd als kijkgroen: een vrij nutteloze opvulling van de straat, hooguit geschikt om de hond uit te laten. Een groene achtergrond van de stad. Daardoor stond het ook altijd onder druk van nieuwe stedelijke ontwikkeling, of van het besparen op beheerkosten. Het groen verdween uit het straatbeeld en in parken verschenen woontorens. Maar we weten nu wel beter. De tijd dat groen in de openbare ruimte nog bestempeld werd als kijkgroen is nu definitief voorbij.

Kijkgroen bestaat niet. Bomen en groene ruimte hebben zoveel waardevolle functies dat ze onmisbaar zijn voor een gezonde en goed functionerende stad. Minder verharding zorgt voor meer groen, een betere bodem en minder wateroverlast. Een wijk met meer bomen heeft minder last van hittestress, en dat zorgt weer voor lagere energiekosten. Bovendien zorgt een groene buurt zorgt voor een 4 tot 15 procent hogere vastgoedwaarde. Groen zorgt dus voor meer waarde, minder onderhoud, minder energieverbruik, minder wateroverlast. Het mag duidelijk zijn: hoe groener hoe beter.

We zijn ons bewust van de veelzijdige gebruikswaarde van het groen en zetten het ook op die manier in. Niet alleen door meer groen te planten, maar ook het beste groen om de potentie van beplanting in de wijk, de straat en het gebouw te maximaliseren. Dat doen we door bijvoorbeeld zo veel mogelijk West-Europese planten en bomen te passen. Waarom? Een zomereik of wilg is een thuis voor dik vierhonderd verschillende soorten insecten, terwijl op een uitheemse robinia slechts twee verschillende soorten insecten voorkomen. De juiste beplanting geeft niet alleen schaduw en schone lucht, maar dus ook plek aan het insectenleven, die op hun beurt weer voedsel is voor vogels en vleermuizen. Zo sluiten we aan op grotere natuurlijke systemen en bouwen we een natuurlijke voedselpyramide.